Waarom mag er weinig dierlijke mest op het land worden gebruikt?

Dierlijke mest mag volgens de Europese Nitraatrichtlijn en de Meststoffenwet gebruikt worden als meststof, maar tot de limiet van honderdzeventig kilogram stikstof per hectare.

Het meeste grasland in Nederland heeft meer stikstof nodig, soms wel tot driehonderd kilogram per hectare. Om voldoende stikstof aan het grasland te kunnen geven wordt er dus tot honderdzeventig kilogram stikstof uit dierlijk mest op het land gebracht en de rest wordt aangevuld met kunstmest.

De achterliggende reden waarom dierlijke mest beperkt gebruikt mag worden, is omdat het een organische meststof is waarbij de waardevolle stoffen gebonden zijn. Dit heeft als gevolg dat die stoffen niet direct vrijkomen wanneer ze toegedient worden. Er moet eerst een afbraakproces plaatsvinden. Dit kan als gevolg hebben dat de waardevolle stoffen vrijkomen op het moment dat de plant ze niet kan opnemen. Bijvoorbeeld in de winter of na de oogst. De niet opgenomen stoffen worden uitgespoeld en kunnen zo terecht komen op plekken waar ze niet gewenst zijn. Minerale meststoffen, zoals kunstmest bevat veel vrije waardevolle stoffen die wel direct kunnen worden opgenomen. Mits deze op het juiste moment worden toegediend.

Om het eenvoudig te houden heeft de EU een generieke norm (voor heel Europa) voor dierlijke mest in de Nitraatrichtlijn opgenomen. Nederland vraagt in Brussel aandacht voor de verwerking en toepassing van dierlijke meststoffen, die kunstmest kunnen vervangen.