Veel mogelijkheden, juist gebruik belangrijk

Het Activiteitenbesluit Milieubeheer richt zich voor de akkerbouw op het voorkomen van verontreiniging van het oppervlaktewater met meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Er staan de akkerbouwer veel mogelijkheden ter beschikking, blijkt uit het overzicht. „Effectiviteit is minstens zo belangrijk als driftbeperking.”

Emissie van gewasbeschermingsmiddelen is slecht voor milieu én portemonnee. Een van de manieren om dit te beperken is het voorkomen van drift. Op de website www.helpdeskwater.nl staat een lijst van Drift Reducerende Technieken (DRT-lijst) met maatregelen die genomen kunnen worden om drift te beperken. De nieuwste lijst, van 15 december 2017, bevat technieken als het gebruik van drift reducerende doppen, lucht-vloeistofdoppen, luchtondersteuning en enkele andere. Welke doppen de drift reduceren, staat in een andere lijst op dezelfde site. Op deze DRD-lijst staan ongeveer 100 doppen, met daarbij in welke drift-reductieklasse ze vallen en bij welke druk dat is. Die drift-reductieklassen zijn 50 procent, 75 procent, 90 procent en 95 procent. Voor alle doppen geldt daarbij dat de dophoogte maximaal 50 centimeter mag zijn en de rijsnelheid maximaal 8 kilometer per uur.

Gebruik van drift reducerende doppen is de gemakkelijkste en minst dure maatregel, om aan de eisen van driftreductie te voldoen. Natuurlijk brengt ook een investering in drift reducerende doppen kosten met zich mee. Per dop liggen die op een niveau van 3 tot 4 euro. Bij een boombreedte van 40 meter zijn er 80 doppen nodig. En als er vierlingdophouders gebruikt worden en alle doppen moeten worden vervangen, dan is de totale kostenpost ongeveer 1.200 euro. Maar er zijn alternatieve technieken, die een investering vragen van 1.200 euro per meter spuitboom. Daarbij liggen de bedragen dus duidelijk anders.

Het is wel belangrijk dat het spuitwerk effectief gebeurt. Er zijn daarom ook maatregelen te treffen die de effectiviteit van het spuitwerk vergroten. Wees nog alerter op het optimale spuitmoment en het spuiten bij optimale weersomstandigheden. Een andere mogelijkheid is om met meer water per hectare te spuiten, of door venturi-doppen of twee-waaierdoppen te gebruiken. De venturi-dop geeft holle druppels door luchtinsluiting in een wervelkamer in de dop. Hierdoor zijn de druppels minder gevoelig voor drift, maar vloeien ze wel gemakkelijk uit op een blad of op de grond. Bij de twee-waaierdop zijn er twee spuitkegels, die gezamenlijk voor een beter spuiteffect moeten zorgen. Een andere mogelijkheid is om extra hulpstoffen te gebruiken, zoals uitvloeiers, hechters of een anti-driftmiddel als Squall.

Spuiten met lage boomhoogte

Mocht de effectiviteit met deze maatregelen toch onvoldoende zijn, dan zijn andere maatregelen nodig. Dan kun je gaan werken met de spuitbomen op maximaal 30 centimeter hoogte en een onderlinge dopafstand van 25 centimeter in plaats van 50. Dit vraagt wel meer van de balancering van de bomen. Vlak land met vaste spuitpaden is dan wel wenselijk. Ook een systeem van boomhoogtesensoren is daarbij aan te raden. Op demonstraties in de afgelopen jaren bleken er aanzienlijke verschillen in boomstabiliteit.

Bij lucht-vloeistofdoppen worden lucht en vloeistof ook in een wervelkamer per dop gemengd, net als bij de venturidop. Maar anders dan bij de venturidop zorgt hier een compressor voor de toevoer van lucht. Lucht en vloeistof zijn daarmee afzonderlijk te regelen. De spuitcomputer houdt de druppelgrootte constant. Over het algemeen vragen deze lucht-vloeistofdoppen 70-150 liter water per hectare, wat gunstig uitpakt voor de capaciteit. AirJet (TeeJet), AirTec (CleanAcres) en HTA (Agrifac) zijn de leverbare systemen van deze doppen.   

Bij luchtondersteuning blaast een externe luchtstroom de druppels in het gewas. Hierbij ontstaat niet alleen minder drift, maar is er ook sprake van een betere indringing in het gewas. Er is een betere bedekking van het gewas met het middel, omdat er met een fijnere druppel gespoten kan worden. Omdat de druppels naar beneden worden geblazen, heeft de wind minder invloed. Er ontstaan dus meer spuitbare uren. Door de betere bedekking en indringing kan ook nog eens 10 tot 15 procent op middel worden bespaard. Een investering in luchtondersteuning vraagt 800 tot 1.200 euro per meter boombreedte. Deze systemen worden onder meer aangeboden door Hardi, Dammann, Kyndestoft, Danfoss en Agrifac.

Beeld: ©Agrio / Arend Jan Blomsma

Hoge driftreductie met Wingsprayer

Vanuit Zweden is het sleepdoeksysteem in Nederland terechtgekomen. Inmiddels is het doorontwikkeld en vooral succesvol onder de naam Wingsprayer. Als hier goed mee gewerkt wordt, is een driftreductie van 99 procent mogelijk. De Wingsprayer vraagt een investering van ongeveer 800 euro per meter werkbreedte. Een andere sleepdoekleverancier is Dubex, die het systeem onder de naam Wave verkoopt.

Een nieuwe techniek is de behandeling van het water waarmee gespoten wordt. Homburg doet proeven met CO2-injectie, om hiermee de pH van het water te optimaliseren. Dit verbetert de effectiviteit van de middelen. Verder zijn er proeven met de ionisatie van water. De enige waterbehandeling die op de DRT-lijst staat, is de magnetisering van de spuitvloeistof. Dit wordt via een Nederlandse vertegenwoordiger door het Ierse MagGrow op de markt gebracht. Ook dankzij de magnetisering blijven middelen beter in oplossing. Volgens de fabrikant is er een besparing op middel mogelijk van 20 procent. MagGrow vraagt een investering van ongeveer 1.000 euro per meter werkbreedte.

Herman Krebbers, Delphy: ‘Effectiviteit minstens zo belangrijk als driftbeperking’

Akkerwijzer vroeg Herman Krebbers, senior adviseur Mechanisatie en Smart Farming bij Delphy, naar de aandachtspunten bij driftbeperking. Krebbers: „Minstens zo belangrijk als de driftreductie is de effectiviteit van de bespuiting. Je kunt wel een bespuiting uitvoeren met minder drift, maar als je een keer extra moet spuiten, of je moet met extra middel spuiten, dan werkt het nog averechts. De werking van drift-reducerende doppen is grotendeels gebaseerd op grotere druppels, die minder gemakkelijk verwaaien. Maar die grotere druppels geven wel een minder goede bedekking en daardoor mogelijk ook een minder goede werking. En ze lopen gemakkelijker van het blad, zeker in gewassen met een steile bladstand, zoals bijvoorbeeld uien. En er staan in de lijst doppen die met 1 bar gebruikt moeten worden. Maar sommige dophouders gaan bij een druk van 1 bar niet eens open. Dat heeft allemaal invloed op de effectiviteit van de bespuiting. Dat is goed om rekening mee te houden bij de keuze van de toegepaste spuittechniek.

In de praktijk zijn er soms boeren die met een hogere druk spuiten dan voor de betreffende dop is toegestaan, om op die manier toch een fijnere druppel te krijgen. Daarbij accepteren ze een verhoogde kans op emissie naar het oppervlaktewater. Maar door deze manier van werken is de kans groter dat er een verplichte registratie van de spuitdruk komt en daar zitten, vanwege de extra kosten en het extra werk, maar weinig boeren op te wachten.

De effectiviteit van welke driftarme bespuiting dan ook hangt af van de techniek en de manier waarop deze gebruikt wordt. Denk dan bijvoorbeeld aan de goede hoogte van de boom bij de Wingsprayer of de juiste luchtdruk bij luchtondersteuning. Let bij de gekozen techniek op de effectiviteit. Controleer dit in geval van twijfel, bijvoorbeeld met vloeistof gevoelig papier. Voor ongeveer 15 euro koop je 50 velletjes. Maar ook als Delphy kunnen we behulpzaam zijn bij het beoordelen van de spuittechniek. De Handleiding Gewasbescherming van Delphy geeft ook goede handvaten voor bijvoorbeeld doppenkeuze. Ook de DRT- en DRD-lijsten staan in deze handleiding. De bijbehorende app geeft goede informatie over doppen. Bij het verspuiten van vloeibare kunstmest hoef je geen rekening te houden met driftreductie. Maar dat doe je voor jezelf, om bijvoorbeeld voldoende grote druppels te spuiten om verbrandingsschade te voorkomen. Het Activiteitenbesluit is niet de enige regelgeving op het gebied van spuittechniek. Ook via de Wet gewasbeschermingsmiddelen kan het College voor de toelating van Gewasbeschermingsmiddelen (Ctgb) extra eisen laten vermelden op de etiketten van de middelen. Ook hiernaar is te handelen. Het is namelijk niet alleen een kwestie van nationale wetgeving. Ook in Europees verband wordt er streng gelet op de concentraties van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater. Als de maatregelen, om welke reden dan ook, weinig effect lijken te sorteren, kan dat heel gemakkelijk leiden tot aangescherpte regelgeving of eventueel vermindering van de toeslagen in het GLB.”

Beeld: ©Agrio / Ellen Meinen

Regelgeving in Activiteitenbesluit Milieubeheer

In het Activiteitenbesluit Milieubeheer zijn meerdere manieren opgenomen om de drift te beperken. Het gaat daarbij om het gebruik van drift reducerende technieken, gebruik van kantdoppen langs slootkanten, eisen aan de maximale windsnelheid waarmee gespoten mag worden en de maximale dophoogte. Daarnaast zijn ook maatregelen rond teeltvrije zones opgenomen in het Activiteitenbesluit.

Op 1 januari 2018 zijn enkele wijzigingen in het Activiteitenbesluit van kracht geworden die de emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater verder moeten terugdringen. Zo moeten akkerbouwers bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen een spuittechniek toepassen die drift van gewasbeschermingsmiddelen met ten minste 75 procent vermindert. Deze verplichting geldt voort het hele perceel, ongeacht de aanwezigheid van een sloot of de afstand tot een sloot. Om het naastgelegen oppervlaktewater beter te beschermen moet per 1 januari 2018 voor granen en grassen een teeltvrije zone van 0,50 meter worden toegepast. Dat was 0,25 meter. Bij toepassing van een driftreductie van 90 procent in plaats van de minimaal voorgeschreven 75 procent is het in sommige gevallen mogelijk om deze teeltvrije zone te verkleinen.

Daarnaast wordt in het Activiteitenbesluit niet langer een opsomming van specifieke spuittechnieken opgenomen, maar is een doelvoorschrift voor driftreductie opgenomen. In het besluit is opgenomen dat een spuittechniek gebruikt moet worden die de drift met ten minste 75 of 90 procent reduceert ten opzichte van een vastgestelde referentietechniek.

Dit verhaal is het resultaat van een samenwerking tussen Agrio en het Ministerie van LNV en kan eerder zijn gepubliceerd in een of meerdere uitgaven van Agrio. Op het gebruikte beeld rust copyright