‘Geiten houden is topsport’

‘Geitenzuivel wint flink aan populariteit’, luidde recentelijk het nieuws. Bij zulke berichtgeving bekruipt geitenhoudster Iris Poel een onbestemd gevoel. „Ik hoop niet dat alle media-aandacht tot een grote groei in de geitensector leidt”, zegt zij. „Ik ben bang dat de markt dat niet aan kan.”

Iris Poel is voorzichtig met het toelaten van burgers in de geitenstal, maar voor deze keer maakt ze een uitzondering. De vierhonderd geiten worden net gevoerd en staan tevreden aan het voerhek kuilgras te vreten. „Geiten zijn hele gevoelige dieren”, legt Iris uit, terwijl ze bedrijfskleding aantrekt. „Als een koe ziek is, wordt ze meestal wel weer beter, maar een zieke geit kan met een paar uur dood zijn. Bij geiten ligt veel ziek en zeer op de loer. Als je een ziekte in het koppel krijgt, kan dat heel heftig zijn. Dat vind ik ook het zware aan de geitenhouderij. Wij doen ons best een mooi koppel geiten te fokken, we kennen alle afstammingen van onze lammeren. Als een geit dan ook nog oud wordt, is dat heel fijn.”

Beeld: ©Agrio / Ellen Meinen

Iris Poel en haar man Alex Dijkzeul runnen samen melkveehouderij Geke in Assendelft (NH). Iris is verantwoordelijk voor de vierhonderd geiten, Alex voor de honderd melk- en kalfkoeien. In de praktijk doen ze het bedrijf samen, geholpen door een vast clubje losse krachten.

Alex en Iris hebben twee kinderen van vijf en zes jaar. Het is onmogelijk voor Iris om dag en nacht met de geiten bezig te zijn. „We hebben iedere ochtend iemand die van half zes tot half tien meewerkt. Het voordeel daarvan is dat ik zelf meer ruimte heb en frisser tegen het melken blijf aankijken. Ik sta nu vier à vijf keer per week in de melkput, ik wil wel feeling met het melken houden.” De koeien worden sinds 2009 met een melkrobot gemolken. „Die combinatie bevalt ons goed”, ervaart Iris „Je bent flexibeler in je dagelijkse werk.”

De keuze om koeien en geiten te combineren werd rond de eeuwwisseling gemaakt. „Ik heb een blauwe maandag op de Hogeschool Van Hall Larenstein in Leeuwarden gezeten. Daar speelde het idee al een beetje, maar ik ben er toen niet mee doorgegaan”, zegt Iris. Het idee bleef echter bij haar borrelen. „Op een gegeven moment wilden we naast de koeien een tweede tak opzetten en zijn we ons in de geitenhouderij gaan verdiepen. We houden ervan iets nieuws op te pakken.”

De eerste lammeren waren nog maar net op het bedrijf gearriveerd, toen in het voorjaar van 2001 de MKZ-crisis uitbrak. „Dat was een enge tijd”, herinnert de Assendelftse zich als de dag van gisteren. „We waren nog bezig een nieuwe stal voor de geiten te bouwen. Het was behoorlijk improviseren om de bouw door te kunnen zetten.” Na het vervoersverbod kwam de tweede lichting lammeren naar het bedrijf. In het voorjaar van 2002 kon Iris haar eerste 350 geiten gaan melken.

De Noord-Hollandse geitenhoudster heeft nooit spijt van haar keuze gehad. „Geiten zijn hartstikke leuk”, zegt ze enthousiast, terwijl ze een geit over haar kop aait. „De dieren hebben een hoge aaibaarheidsfactor, ze zijn enorm nieuwsgierig en ze komen altijd naar je toe als je ertussen gaat staan.” De lammerenopfok doet ze zelf. „Dat is echt mijn ding, dat durf ik niet aan anderen over te laten.” Iris wijst naar een jong geitje dat vrolijk door de stal huppelt. „Jonge geiten zijn zo ondeugend. In de lammerentijd doen we de lammeren meteen in aparte hokken. Dat is beter voor een gezonde opfok. Wij geven de lammeren koeienbiest, omdat daar minder ziekten in zitten die via de biest kunnen worden doorgegeven.”

Het geitenbedrijf heeft in de afgelopen jaren z’n ups en downs gekend. Goede en slechte jaren in de geitenmelkprijs wisselden elkaar af, hoewel de slechte jaren in de geitenhouderij bij Geko vaak konden worden opgevangen door een wat betere melkprijs bij de koeientak.

Iris denkt met tegenzin terug aan 2010, toen de Q-koortsbacterie in de tank werd gevonden in een periode dat ze zwanger was van haar oudste zoon. „Dat bericht kwam als een complete verrassing”, weet ze nog goed.

„De Q-koortsbacterie zorgt voor verwerpers onder de veestapel, maar daar hadden wij helemaal geen last van. Wij werden besmet verklaard, terwijl er aan de geiten niets was te zien. Het was een nare ervaring, maar we hebben ons er overheen gezet. We hadden in die tijd 550 geiten, die allemaal een levenslang fokverbod kregen. Ons bedrijf raakte besmet na de aflammerperiode. We hoefden geen dieren te ruimen. De lammeren van 2010 kregen in eerste instantie ook een levenslang fokverbod, maar die maatregel is later in dat jaar opgeheven. We hebben toen besloten deze lammeren wel te dekken. Uiteindelijk konden we met ons eigen vee verder fokken.”

Iedere twee weken wordt een melkmonster op Q-koorts onderzocht, maar de geitenhoudster maakt zich geen enkele zorgen meer. De geiten worden elk jaar in april tegen de ziekte geënt, er zijn geiten die al negen keer een enting hebben gehad. „Die hebben inmiddels een overkill aan antistoffen”, lacht Iris. „Er is geen enkel bedrijf meer in Nederland dat positief in de tank is. De geitensector wil graag dat de entingen worden versoepeld of dat alleen de jonge geiten nog worden geënt. Maar dat ligt heel gevoelig bij de politiek. Die wil een grootschalige Q-koortsuitbraak zoals in de periode 2007-2012 koste wat het kost voorkomen.”

De melkgeitenhouderij heeft nu een positief imago. Dat moet zo blijven, stelt Iris. Ze vreest dat berichtgeving over de populariteit van geitenzuivel schaalvergroting in de hand werkt. „De vraag is of de sector daarop zit te wachten. We krijgen eindelijk een goede prijs voor geitenmelk, we moeten de markt niet overvoeren. Dat beangstigt mij wel eens. Je ziet dat bedrijven heel hard groeien. Er zit geen quotum op geitenmelk, je hoeft niet grondgebonden te zijn: als je voer laat aanvoeren en mest kunt afvoeren, kun je geiten houden. Wij hebben een bedrijf dat zelfvoorzienend in ruwvoer is en we kunnen alle mest op ons eigen land kwijt. Ik ben bang dat wanneer we in dit tempo doorgaan, we niet alleen de markt verknoeien, maar ook de goodwill van de burger kwijtraken. We moeten het positieve imago behouden.”

Dit verhaal is het resultaat van een samenwerking tussen Agrio en het Ministerie van LNV en kan eerder zijn gepubliceerd in een of meerdere uitgaven van Agrio. Op het gebruikte beeld rust copyright.