‘Nu doorpakken met vergroenen’

De gewasbescherming bevindt zich in de gevarenzone. Steeds meer belangrijke chemische middelen vallen weg en de alternatieven ervoor zijn meer groen dan rijp. Joris Baecke luidt de noodklok: “Nederland is toonaangevend in plantaardige productie. Als we die lijn willen doorzetten, dan moeten bedrijfsleven en telers, maar zeker ook de overheid hun verantwoordelijkheid nemen.”

Sinds 2014 is Joris Baecke voor LTO Nederland de portefeuillehouder Gezonde Planten, een dossier waarin veel aan de hand is en waarover telers zich steeds meer zorgen maken. Terecht, volgens Baecke: „Het zijn spannende tijden voor de gewassectoren, want er ligt een enorme opgave.” Baecke is zelf akkerbouwer in Nieuw Namen, Zeeuws-Vlaanderen. Verder is hij vicevoorzitter van ZLTO en was hij daarvoor actief als bestuurder voor NAJK en de Europese jonge-boerenkoepel CEJA.

Gewasbescherming is vaak negatief in het nieuws: ‘het gebruik van chemische middelen schaadt de gezondheid van mensen en doodt alle insecten’. Met wat voor gevoel leest u die berichten? 

„Framing is helaas aan de orde van de dag. De landbouw heeft er op meerdere terreinen last van. Als LTO kunnen we daar alleen de feiten tegenover zetten. Nederland en de EU hebben onafhankelijke instanties die middelen beoordelen op hun risico’s. De adviezen van de deskundigen die daar werken, moeten leidend zijn en dat zullen we ook altijd verdedigen. Het is heel simpel: akkerbouwers willen niet werken met middelen die niet veilig zijn. Maar als ze wél veilig zijn, dan moeten we ze kunnen gebruiken en mogen emoties het besluitvormingsproces niet beïnvloeden. Het gebeurt te vaak dat een individueel middel een speelbal wordt van politieke spelletjes. Zie Roundup, zie de neonicotinoïden. Het wordt dan een prestigestrijd om ze verboden te krijgen, terwijl de voedselveiligheid en het milieu daar absoluut niet bij gebaat zijn.”

De plantaardige sectoren binnen LTO hebben in 2017 een ambitieplan Plantgezondheid gepresenteerd, met sterke nadruk op weerbare teeltsystemen. Dat oogstte bewondering, maar ook kritiek. In de trant van: ‘LTO wekt de indruk dat het zonder chemie kan, terwijl intussen allerlei belangrijke middelen verdwijnen’.

„Wij hebben onze Ambitie Plantgezondheid geschreven, juist omdat er veel werkzame stoffen zouden gaan verdwijnen door de Europese herbeoordelingen. En omdat we van de producenten van gewasbeschermingsmiddelen vernemen dat er niet snel veel nieuwe stoffen toegelaten worden. Kortom, er komen minder middelen. Daar moet je als landbouwsector dan ook op voorsorteren. Eerst hadden vooral de kleinere teelten te maken met een te krap middelenpakket. Maar inmiddels steekt het over naar de hoofdteelten en merken we de gevolgen in de pootaardappelen, in de suikerbieten, in de uien. Het wordt nu akkerbouwbreed voelbaar. Dat is een zorgelijke situatie. Wij hebben nooit beweerd dat het zonder chemie kan. Telers moeten een voldoende breed pakket aan middelen achter de hand hebben en daar zetten we ons ook voor in. Maar tegelijkertijd zullen we hard aan de slag moeten met alternatieven. Juist hier moeten we het voortouw nemen. We hebben wereldwijd een zeer goede reputatie. Nederland is toonaangevend in hoogwaardige plantaardige productie. Als we die lijn willen doorzetten, dan moeten bedrijfsleven en telers, maar zeker ook de overheid hun verantwoordelijkheid nemen en maximaal inzetten op  vergroening van het middelen- en maatregelenpakket. Het gaat te traag.”

Beeld: ©Agrio / Duo-Foto

Hoe is die vergroening te versnellen?

„Door te investeren in innovatie en kennis, want er is een gigantische omslag nodig. We moeten van een teeltsysteem dat gebaseerd is op risicobeheersing en ad hoc ingrijpen naar een teeltsysteem gebaseerd op weerbaarheid. Behalve een gezonde bodem en een uitgekiende rotatie hebben we daar verschillende bouwstenen voor nodig, zoals groene middelen, precisietechnieken, natuurlijke vijanden en sterkere rassen. De ontwikkeling daarvan zal aan alle kanten gestimuleerd moeten worden. En vervolgens hebben we de kennis nodig om al die bouwstenen op een goede manier met elkaar te verbinden.”

De toelating van groene middelen verloopt moeizaam. Ook is er volgens Koppert (een bedrijf dat groot is geworden met groene gewasbescherming in de tuinbouw) in de open teelten nog veel scepsis over het gebruik ervan.

„De huidige manier van toelaten werkt inderdaad belemmerend. Zeker voor laag-risicomiddelen zou de toelating wat ons betreft sneller moeten kunnen. Daar spreken wij de overheid op aan en ook op Europees niveau wordt daar op aangedrongen. Tegelijkertijd is het zo dat alleen groene middelen onze problemen niet gaan oplossen. Ze werken anders dan we gewend zijn. Dat geven leveranciers ook aan. Vaak dienen ze ter ondersteuning van een geïntegreerde aanpak en kunnen ze net het verschil maken om niet met zwaardere middelen te hoeven ingrijpen. Dat neemt niet weg dat ze een belangrijke schakel kunnen zijn in het geheel. Ik vind het mooi dat bedrijven als Koppert nu ook de open teelten in het vizier hebben. Zulke bedrijven hebben we hard nodig om verder te komen.”

Teelten worden risicovoller, duurder en kennisintensiever. Hoe kan een teler die omslag maken?

„Er vindt al een omslag plaats in het agrarisch onderwijs, waar een nieuwe generatie telers en teeltadviseurs wordt klaargestoomd. Zij hebben kennis van bodem en biologie en worden ook wegwijs gemaakt in het analyseren van data. We staan aan het begin van een nieuwe revolutie in de precisielandbouw, waarin data ook voor ons aan het werk gaat op het gebied van plantgezondheid. Met goede voorspellingen kun je op het juiste moment ingrijpen. Degene die data goed weet te benutten, is spekkoper. Het is belangrijk dat we daar ervaring mee opdoen. Dat gebeurt onder meer in de verschillende Proeftuinen voor Precisielandbouw, waar onderzoekers samen met telers werken aan nieuwe toepassingen. Dat soort lerende netwerken, daar hebben we meer van nodig, ook op andere terreinen. Dat hoeft niet allemaal hightech te zijn. Teeltsystemen weerbaarder maken draait ook om slimme rotaties en een andere kijk op mechanisatie. Ook met die thema’s houden groepen boeren zich al langer bezig.”

Hebben boeren financieel de ruimte om te experimenteren?

„Er zit weinig rek in, dus er is geen ruimte voor grote stappen of voor individuele telers om grote risico’s te nemen. Daarom is het goed dat er in de landbouwvisie van de overheid aandacht is voor zowel verduurzaming als het verdienmodel van de boer. We weten dat de markt de prijs dicteert, maar het is belangrijk dat onderkend wordt dat je voor hogere eisen een eerlijke prijs moet betalen.”

Hoe ziet u de rol van chemische middelen?

„Onderdeel van de geïntegreerde aanpak is dat je kunt ingrijpen op het moment dat andere mogelijkheden ophouden. Daarom is het belangrijk dat we voldoende middelen achter de hand houden. Samen met de chemiebranche en de overheid denken we na over een andere toelatingssystematiek. Behalve zorgen voor minder emissie, kun je anders naar de risico’s gaan kijken. Maak het mogelijk dat je een middel één keer per drie jaar mag gebruiken, of alleen pleksgewijs. Bijvoorbeeld een insecticide: in de meeste jaren kun je plaaginsecten misschien met natuurlijke vijanden onder de duim houden. Maar in een jaar dat een populatie niet onder de schadedrempel te houden is, moet je een noodrem hebben en kun je op zo’n middel teruggrijpen. Een pilot met een dergelijke ‘systeemaanpak’ loopt, waarbij we samenwerken met Nefyto, Artemis, Ctgb en het ministerie van Landbouw. Aan de hand van een aantal voorbeeldgewassen bekijken wat er mogelijk is om toelatingen op een andere manier in te richten, waarbij we uitgaan van de manier waarop middelen in de praktijk gebruikt worden. Dat gaat best ver en het vraagt ook om andere beoordelingsprocedures in Brussel. Maar als het alternatief is dat een middel compleet wegvalt, dan geven wij hier de voorkeur aan.”

Wat verwacht u van moderne veredelingstechnieken zoals CRISPR-Cas?

„De ontwikkelingen op dat gebied gaan snel en ze bieden goede mogelijkheden om teelten verduurzamen. Ik denk dat nieuwe veredelingstechnieken misschien nog wel meer perspectief bieden dan groene middelen. Het is zonde dat we niet aan de slag kunnen met de phytophthora-resistente aardappel, een prachtige toepassing, nota bene in Nederland ontwikkeld, en waar nu het buitenland mee aan de haal dreigt te gaan. Ik hoop toch echt dat we niet gaan toezien hoe dergelijke technieken elders worden toegepast. Gelukkig ziet onze minister dat ook en lobbyt zij er in Brussel voor om voor dit soort technieken een uitzondering te maken op de regels rond genetische modificatie. Ik denk dat daar best draagvlak voor is. De grenzen met de klassieke veredeling vervagen en er wordt gewerkt met soorteigen genen. Wel vinden we nog steeds dat er een keuzemogelijkheid moet blijven, voor onder meer de biologische sector. ”

U noemt de overheid meerdere malen. Wat verwacht u, kort samengevat?

„De overheid komt binnenkort met een eigen visie op de toekomst van gewasbescherming, die in grote lijnen overeenkomt met de ambitie van LTO en de sectorvisies. Wij benadrukken dat die vergezeld moet gaan van een goed actieplan. Met dus de genoemde punten: zoals een ander toelatingssysteem, waarmee we een voldoende breed middelenpakket achter de hand houden. En een snellere toelating van groene middelen. Verder willen we aan de slag met snellere veredelingstechnieken en moet kennis beter en sneller zijn weg vinden naar het boerenerf. Een voorzet voor zo’n uitvoeringsprogramma hebben we gedaan, nu is het belangrijk dat de overheid hier geld voor uittrekt en de sector helpt haar ambities te verwezenlijken. Als KLM, Unilever, PostNL of een andere grote economische speler bedreigd wordt, springt Nederland ook in de bres. Nu luidt een ander paradepaardje van Nederland, de plantaardige productie, de noodklok.”

Dit verhaal is het resultaat van een samenwerking tussen Agrio en het Ministerie van LNV en kan eerder zijn gepubliceerd in een of meerdere uitgaven van Agrio. Op het gebruikte beeld rust copyright.