Woelen wint terrein

Het behoud van bodemstructuur, organische stof en bodemleven is een belangrijk thema in de regio Veenkoloniën met zijn kwetsbare gronden. In de meerjarige systeemproef Bodemkwaliteit Veenkoloniën op proefbedrijf ’t Kompas in Valthermond (DR) wordt via een pakket aan maatregelen volop aan deze thema’s gewerkt. Een van de teeltmaatregelen, het vervangen van spitten door woelen, blijkt een succes te zijn.

Op de WUR-proeflocatie ’t Kompas in Val- thermond wordt sinds 2013 de systeemproef Bodemkwaliteit Veenkoloniën uitgevoerd in een veenkoloniale rotatie van 1:2 zetmeelaardappel, 1:4 suikerbiet en 1:4 zomergerst gevolgd door Japanse haver als groenbemester. In de proef wordt onder andere de vergelijking tussen spitten en woelen gemaakt, om vast te stellen of een minder intensieve manier van grondbewerking leidt tot een betere bodemkwaliteit en -structuur en een stabieler opbrengstniveau. Op de helft van de veldjes wordt een roterende spitmachine met een 30 centimeter werkingsdiepte gebruikt, de andere veldjes worden jaarlijks bewerkt met een vijfvijftandsondergrondwoeler, gevolgd door een vastetandcultivator en een vorenpakker. Processen die effect hebben op de bodemstructuur veranderen langzaam en de nu vijf jaar durende proef in de Veenkoloniën kan nog geen sluitende conclusies geven over de definitieve gevolgen van de omschakeling van een intensieve grondbewerking als spitten naar woelen. Toch zijn er de afgelopen vijf jaar resultaten naar boven gekomen die tot nieuwe inzichten leiden voor onderzoek en praktijk, met betrekking tot opbrengst, onkruiddruk en bodemkwaliteit. 

Opbrengsteffecten

Woelen heeft gemiddeld over de vier gewassen een licht positief maar niet significant effect op gewasopbrengst. De grafiek toont de relatieve, gemiddelde gewasopbrengst in 2013 t/m 2017 in de gewoelde veldjes, ten opzichte van de gespitte veldjes. Er is geen betrouwbaar verschil in alle vier gewassen in opbrengstniveaus tussen woelen en spitten. Alleen de twee aardappelrassen geven een tendens aan met een licht verhoogde opbrengst (zo’n 2 procent) na vijf jaar in de gewoelde veldjes. De opbrengsten bij suikerbieten zijn gelijk voor woelen en spitten. Suikerbiet heeft dus gemiddeld niet te lijden onder een grover zaaibed bij een grondbewerking als woelen, ondanks de aanname dat het zaaibed bij spitten iets fijner is en beter is dan bij woelen voor suikerbiet.

De algemeen aangenomen licht negatieve effecten van een grover zaaibed door woelen op fijnzadige gewassen als suikerbiet worden in de praktijk opgevangen door eventueel te spitten in de praktijk. Volgens bedrijfsleider Gerard Hoekzema van de proeflocatie ’t Kompas is de zaaibedbereiding essentieel voor een geslaagde suikerbietenteelt; het zaaibed en de structuur in de toplaag moeten zo fijn zijn dat het zaadje geheel omringd wordt door losse grond om optimale kieming te bewerkstelligen, maar grof genoeg om niet te verstuiven. Dat is, blijkt uit de praktijk, lastiger met woelen.

Minder erosie

Naast effecten op opbrengst zijn er nog legio effecten van veranderde grondbewerking te herkennen in de systeemproef. Met visuele waarnemingen (niet gekwantificeerd) blijkt bijvoorbeeld dat de bodem op gewoelde velden minder erosiegevoelig is dan bij gespitte velden. Het blijkt dat in de periode met het meeste risico op windverstuiving van zand (mei) er vanaf de gewoelde velden minder stof opwaaide. Dit is vooral te wijten aan het feit dat de structuur van de gespitte bodems erg fijn en droog is in het voorjaar. Hoewel er nog geen effecten waarneembaar zijn van winderosie op gewasopkomst of -opbrengst in de proef, is het aannemelijk dat op de lange termijn deze vermindering van erosie wel degelijk gevolgen kan hebben, zoals schade aan gewassen door stuiven en mogelijk lagere opbrengsten. Helaas is het op kleinschalige veldproeven echter niet mogelijk om hier betrouwbare waarnemingen voor te doen. Een veel genoemd nadeel van niet-kerende grondbewerking is dat de onkruiddruk in veel situaties toeneemt, door het ontbreken van intensievere, meer kerende grondbewerking, die met name problemen kan geven bij de bestrijding van gras-onkruiden. In de systeemproef Bodemkwaliteit Veenkoloniën blijkt woelen tot nu toe geen enkel gevolg te hebben voor de onkruiddruk en daarmee voor de vereiste onkruidbestrijding. 

Perspectief voor woelen

De kosten van de twee grondbewerkingsmethoden zijn vergelijkbaar. De afschrijving is iets lager bij woelen, maar arbeid en brandstofverbruik is vergelijkbaar. De vraag is of de intensiteit van de woelbewerkingen nog omlaag kan door niet jaarlijks de voorzetwoeler te gebruiken.

De vraag is hoe de kosten en baten van beide grondbewerkingsmethoden op de lange termijn uitpakken. Met een vermindering van de erosiegevoeligheid en mogelijk verbeterde bodemkwaliteit door een minder intensieve bewerking zou woelen meer voordelen op termijn moeten hebben. In de komende jaren gaan we onderzoeken of dit ook het geval is.

Ervaringen en aandachtspunten met extensieve bodembewerking

De praktijk kijkt en denkt kritisch mee met de proef en trekt er haar lessen uit. Uit recente (herfst 2017) gesprekken met telers in Drenthe en Oost-Groningen blijkt bodembewerking een ‘hot topic’, waarbij een ieder een eigen theorie en praktijk kent. Terwijl enkele telers willen ploegen om ‘verse grond’ omhoog te halen, beweren andere telers dat kerende bodembewerkingen vragen om problemen is, omdat bij spitten en ploegen arm zand uit de ondergrond omhoog wordt gehaald en het zand ‘bij het eerste zuchtje wind in de lente wegwaait’. Een van de telers met wie we spraken, kiest ervoor om met een lager toerental te spitten, zodat de spitter geen vier keer, maar drie keer slaat per meter. Hierdoor blijven er meer kluiten over na het spitten. De telers die bewust kiezen voor woelen hebben verschillende beweegredenen: de relatief hoge kosten van spitten in vergelijking met woelen, het sparen van bestaand bodemleven en het verbeteren van bodemstructuur zijn genoemde redenen om voor woelen te kiezen. Volgens een teler uit Exloërmond is zo’n 70 procent van alle akkerbouwers in de Veenkoloniën de afgelopen jaren overgeschakeld van spitten naar woelen of andere vormen van extensieve bodembewerking. Voor het zaaien van suikerbieten kiezen veel van de geïnterviewde telers bewust wél voor spitten, ter voorbereiding van een fijn zaaibed voor optimale kieming van fijnere zaden.

Dit verhaal is het resultaat van een samenwerking tussen Agrio en het Ministerie van LNV en kan eerder zijn gepubliceerd in een of meerdere uitgaven van Agrio. Op het gebruikte beeld rust copyright.