Hoge productie met weinig krachtvoer

De familie Vedders in Haaksbergen (OV) hoort bij de top van de bedrijven met de meeste kilo’s meetmelk uit ruwvoer. Het bedrijf heeft een ruwvoeroverschot, maar weet dit toch goed tot waarde te brengen. Een strak inkuilmanagement, scherp op het krachtvoerverbruik letten en geen bijproducten voeren, zo luidt het motto. En dat alles zonder voermengwagen.

Veel boeren herkennen het: grote voervoorraden en een gekrompen veestapel. De droogte van dit voorjaar en deze zomer helpt om de overschotten weg te werken, maar op veel plaatsen blijft er veel ruwvoer aanwezig. Eddie en Dianne Vedders uit Haaksbergen (OV) kunnen erover meepraten. Hoewel zij op droogtegevoelige grond boeren en een beetje voorraad geen luxe is, is ook op hun bedrijf de voervoorraad ruim. „Verkopen is eigenlijk geen optie. Je raakt het nauwelijks kwijt en als dat wel lukt, haal je de kosten er nauwelijks uit”, stelt Eddie. Voor hem is er maar één oplossing: „Zorgen dat de koeien zoveel mogelijk ruwvoer opnemen en de krachtvoergift beperken.”

Veel melk uit ruwvoer is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Toch weet Vedders dit te realiseren. Met 20,5 kilo meetmelk per koe per dag uit ruwvoer (exclusief droge koeien) bij een rollend jaargemiddelde van 10.661 kilo melk hoort Vedders in de top van de bedrijven die veel melk uit ruwvoer produceren. Niet voor niets beloonde hun voerleverancier, ForFarmers, de familie met de Agroscoopbokaal, een prijs die het voerbedrijf jaarlijks uitreikt om melkveehouders te belonen voor hun streven naar ambitie, duurzaamheid of rendement.

Van intensief naar extensief

De bedrijfssituatie was tot enkele jaren geleden nog heel anders. Eddie vertelt dat ze toen met het huidige aantal van 85 koeien op 35 hectare boerden en juist voer moesten aankopen en mest afvoeren. „We waren altijd gewend om intensief te boeren. Totdat we 14 hectare grond in de buurt konden pachten. Aangezien wij hier tussen twee natuurgebieden ingeklemd zitten en we mogelijk op termijn grond kwijt raken voor natuur, hebben we deze grond bijgepacht.”

14 hectare extra op 85 koeien betekende voor Vedders een omschakeling in bedrijfsvoering. „Je hoeft ineens geen voer meer aan te kopen. Dat is een voordeel. Tegelijk heb je er ook extra lasten bij. Dus wil je de grond optimaal benutten en dat betekent meer ruwvoer in de koe.” Een andere optie is meer koeien melken. Wat stal en robots betreft hebben ze daar wel de ruimte voor. Zo melkt de familie 85 koeien op twee robots. „Misschien niet heel efficiënt, maar deze bedrijfsomvang past beter bij ons. Ik wil ook tijd houden voor hobby’s en bestuurswerk. Met 85 koeien kunnen we financieel prima rondkomen”, aldus Eddie.

Extensiveren en kringloopdenken passen ook goed bij de visie van de veehouder. Zo deed hij al vroeg mee met de Kringloopwijzer en zat hij in een project ‘Kop in het zand’, waarin de deelnemers keken naar een optimale benutting van de mineralen.

„Ik vind het belangrijk om zoveel mogelijk voer lokaal te telen en zo efficiënt mogelijk met de mineralen om te gaan. Toen we intensief waren, waren we volop aan het zomerstalvoeren om maar zoveel mogelijk eiwit van eigen land te halen. Zomerstalvoeren levert nog altijd de hoogste benutting van het voer. Maar sinds we robotmelken, zijn we daar na verloop van tijd mee gestopt. Zomerstalvoeren en robotmelken is niet zo’n gelukkige combinatie. Je haalt koeien te veel uit hun individuele ritme. Nu we genoeg ruwvoer hebben, is zomerstalvoeren ook niet zo nodig.”

Maar hoe komt het bedrijf aan zoveel melk uit ruwvoer? Bescheiden als de familie is, geeft de veehouder aan niet veel anders te doen dan andere melkveehouders. „Gewoon goed ruwvoer winnen en strak op het krachtvoerverbruik letten”, merkt Eddie nuchter op. Toch blijkt er wel degelijk een duidelijke strategie achter te zitten. Gemiddeld zitten de kuilen van de laatste drie jaar boven de 930 VEM. Kuilen onder de 900 VEM zijn uitzonderingen. „Wij zijn altijd al bezig met het winnen van goede kwaliteit ruwvoer. We kuilen vrijwel alles zelf in met onze eigen mechanisatie en dat heeft als voordeel dat je zelf het maai- en inkuilmoment kunt beslissen.” Vedders denkt dat zijn perfectionistische aard ook meespeelt. „Ik wil niets aan het toeval overlaten.”

De veehouder kuilt liever wat droger in. „Om kwaliteit in het gras te hebben, maai ik liever iets te vroeg dan te laat. Door tegen de 50 procent droge stof in te kuilen, kun je de verteringssnelheid wat afremmen. Van pensverzuring hebben we vrijwel geen last.”

Beeld: ©Agrio
Het bedrijf beschikt over een beperkte huiskavel. Daarom worden alleen de droge koeien en pinken geweid.

Alles apart in lage kuilen

Elke snede wordt apart ingekuild en zo snel mogelijk afgedekt met plastic. „Ik ben niet zo’n fan van lasagnekuilen. Elke keer dat plastic eraf zorgt alleen maar voor verliezen. Daarnaast zijn die kuilen vaak wat hoger.” Opvallend zijn dan ook de lage kuilen op het bedrijf van maximaal 1 tot 1,5 meter hoog. „Wij trekken gerust twee kuilen tegelijk open die goed bij elkaar passen. Dan houden we nog voldoende voersnelheid.”

Twee sleufsilo’s zijn er op het bedrijf alleen voor de maïs. „Voor het gras kunnen we ons prima redden met kuilplaten. En op de droge zandgrond hier kun je ook nog wel eens een kuil in de wei maken als het moet.” Wel is een dik pak zand erop volgens Eddie een must. „Goed afdekken is belangrijk om broei voor te blijven. Je hoort wel eens van bedrijven die alleen wat banden of helemaal niets op de kuil hebben dan alleen een afdekzeil, maar dat durf ik beslist niet aan.”

Beeld: ©Agrio
Opvallend zijn de lage kuilen op het bedrijf. Elke snede wordt apart ingekuild. Vaak voeren de Vedders twee kuilen tegelijk.

Eenvoudig basisrantsoen

De koeien op het bedrijf krijgen een eenvoudig basisrantsoen van 60 procent droge stof uit gras en 40 procent uit maïs, aangevuld met meel aan het voerhek. Daarnaast hebben ze drie soorten krachtvoer om bij te sturen. Vedders voert met 19,6 kilo krachtvoer per 100 kilo meetmelk weinig krachtvoer. Toch is het productieniveau van rond de 32 tot 33 kilo melk per koe per dag ruim bovengemiddeld.

„Als je goede kwaliteit ruwvoer hebt, moet je het ook durven om minder krachtvoer te voeren”, licht hij toe. „Het ruwvoer heeft vrijwel dezelfde voederwaarde als krachtvoer en als je minder krachtvoer voert, heb je minder verdringing van ruwvoer. Je staat nog versteld van hoeveel ruwvoer er wordt verdrongen door krachtvoer”, vertelt de veehouder. Vochtige bijproducten passen dan volgens Vedders ook niet in dit systeem. „Die verdringen nog meer ruwvoer. Als je voer moet aankopen, kan het interessant zijn. Toch blijkt uit de boekhoudcijfers dat bedrijven die bijproducten voeren gemiddeld hogere krachtvoerkosten hebben.”

Een voermengwagen is op het bedrijf niet te vinden. Een blokkenwagen doseert het basisrantsoen voor het voerhek. „Dat gaat prima. We laden eerst het gras en doseren vervolgens de maïs met de voorlader over gras. Vervolgens komt er meel overheen, luzerne en eventueel gehakseld stro als het nodig is”, legt Eddie uit. De veehouder stelt dat gemengde rantsoenen opnieuw conserveren. „Daarbij treden weer verliezen op. Ook ‘camoufleer’ je eventueel mindere kwaliteit ruwvoer. De koeien eten het ongemerkt op. Nu laten ze het mindere voer makkelijker liggen en krijgen ze vooral het hoogkwalitatieve ruwvoer. Ik geloof zeker dat dat bijdraagt aan de hoge ruwvoeropname. Je hebt alleen wel meer restvoer.”

Ondanks de kritische noten is de veehouder niet per definitie tegen een voermengwagen. „Er zitten ook voordelen aan. Ik zal dan ook niet zeggen dat die er nooit komt. De koeien selecteren nu wel makkelijker. We hebben wel eens een mengwagen op proef gehad en dat beviel wel. Je kunt het rantsoen toch wat makkelijker sturen en de mest is homogener. Maar het blijft een flinke investering. Voorlopig redden we ons prima zo.”

Ruim gebouwde koeien

In de stal loopt een koppel overwegend brede en ruim gebouwde koeien. Vedders geeft toe dat de basis van de hoge voeropname bij de koeien zelf ligt. „En ik mag ook wel graag een koe met inhoud en het liefst ook een spiertje zien.” Daarom kiest hij voor stieren die geen negatieve voorhandbreedte vererven. Ook benen en klauwen vindt hij belangrijk bij de stierkeuze. „Met de komst van de melkrobot ben ik daar nog scherper op geworden. Een kreupele koe kun je je niet permitteren bij dit systeem.” Daarnaast let hij vooral op het eiwitpercentage en de kruisligging. „Ik vermijd stieren met een oplopende kruisligging zoveel mogelijk. In het verleden was de kruisligging op ons bedrijf nogal een aandachtspunt.”

Wie denkt dat Vedders een echte fokkerijliefhebber is, heeft het mis. „Ik vind het heel belangrijk en maak ook werk van de stierkeuze, maar ik kan nog niet van tien koeien de afstamming opnoemen. Overigens heb ik wel een beeld van welke stieren het op mijn bedrijf goed doen. Zo heb ik van Atlantic goede nakomelingen lopen en bij de vaarzen lopen beste dieren van Ceasar. Een minpuntje van deze stier is wel de taaimelksheid. Dat is met onze robotbezetting geen probleem, maar blijft toch een aandachtspunt. Overigens vind ik sowieso dat er veel stieren op de stierenkaart staan die traagmelkende dochters vererven.”

De veehouder koopt eens per jaar al het benodigde sperma in. „Dan ga ik er voor zitten en pluis ik alle stierenkaarten na.” Bij de paringen maakt hij gebruik van het Stieradviesprogramma (SAP) van CRV. Naast stieren van CRV is het sperma afkomstig van Fertiplus, die van meerdere organisaties levert. „Ik vind dat er geen KI-organisatie is die alleen de beste stieren heeft.” Momenteel gebruikt hij de stieren Brekem, Ranger, Saxobeat en nog steeds Atlantic.

Geen kalverij in de zomer

Opvallend is de lege en brandschone kalverafdeling. Niet toevallig, want Vedders heeft in de zomermaanden geen koeien die afkalven. „Van mei tot en met juli kalft hier geen koe. Dat doen we al ruim twintig jaar zo. Onze ervaring destijds was dat nieuwmelkse koeien die begin mei kalven, minder goed opstarten. Bijkomend voordeel is dat de kalverafdeling een maand leeg en droog staat. Daar kan geen desinfectiemiddel tegenop. Daarnaast is er het voordeel dat je geen kalfkoeien of kalfjes hoeft te voeren in de vakantieperiode. Een nadeel ervan is wel dat je in de andere maanden extra werk hebt. De grote piek is bij ons van september tot januari.”

Het gevolg van de bijzondere afkalfstrategie is dat sommige koeien wat later geïnsemineerd worden, omdat ze anders in de zomerperiode kalven. De tussenkalftijd ligt dan ook meestal wat boven de 400 dagen, al lag die er het afgelopen jaar onder. Eddie vertelt dat hij er niet bewust op stuurt. „Ik lig niet wakker van een hogere tussenkalftijd. Wel beginnen we als het mogelijk is vroeg te insemineren, vanaf 50 dagen. Ook koeien die bovengemiddeld melk produceren. Dat bevalt ons goed. Met de robots kun je de melkproductie aan het eind van de lactatie goed drukken door het melkinterval aan te passen.”

Vedders maakt regelmatig gebruik van het Belgisch Blauwe ras. Het aantal vaarskalveren voor de opfok is daarmee beperkt. „Dat paste destijds goed bij onze intensieve bedrijfsvoering. We hielden en houden namelijk maar 20 tot 25 vaarskalveren aan voor de opfok”, legt de veehouder uit. Helaas pakte dit ook nadelig uit voor de fosfaatreferentie. „We hebben dus vooral koeien moeten afvoeren, omdat we in het peiljaar net niet grondgebonden waren.”

Beeld: ©Agrio
De ligboxen zijn gevuld met paardenmest. Het voordeel van paardenmest is dat het een totaal ander bacteriemilieu heeft dan koeien (mest), aldus Vedders.

Diepstrooisel met paardenmest

In de stal blijkt uit alles wat Vedders doet, dat hij gedisciplineerd te werk gaat. Zo wordt standaard vier keer per dag een ronde langs de ligboxen gemaakt en krijgen de koeien allemaal twee keer per jaar een bekapbeurt. Dit gebeurt voor het droogzetten en drie tot vier maanden na het kalven. Daarmee heeft de veehouder de klauwgezondheid goed in de hand. „Een voetbad gebruiken we niet. Er zijn een paar koeien vatbaar voor Mortellaro en die behandel ik individueel. Andere koeien hebben er nooit last van. Volgens mij is het vooral een erfelijk verhaal.”

De koeien liggen in ruime diepstrooiselboxen, die gevuld zijn met paardenmest. „Hier kunnen we geschikt aankomen. Het voordeel van paardenmest is dat het een totaal ander bacteriemilieu heeft dan koeienmest. Het celgetal is over het algemeen dan ook laag. Alleen in augustus en september wil het nog wel eens wat stijgen. Sinds we robotmelken, is de uiergezondheid sterk verbeterd. We hebben aanmerkelijk minder mastitisgevallen dan voorheen”, vertelt Eddie.

‘Duidelijke strategie’

Voor ForFarmers was het duidelijk dat er achter de resultaten een duidelijke strategie zit en dat de familie daarom de Agroscoopbokaal diende te krijgen. De familie is er erg blij mee. Eddie: „Natuurlijk zijn we er een beetje trots op. Maar we zijn niet gefocust om maar zo hoog mogelijk te scoren. We hadden niet eens in de gaten dat we in de top zitten met kilo’s melk uit ruwvoer. Het was voor ons dan ook een hele verrassing toen onze vertegenwoordiger Arnout ter Horst vertelde dat we genomineerd waren. Toch kunnen we het erg waarderen. We vinden het vooral een leuk initiatief gezien alle negatieve rompslomp rond de fosfaatwetgeving, maar ook de maatschappelijke druk die op de sector ligt.”

Beeld: ©Agrio

Bedrijfsgegevens

Eddie (51) en Dianne (48) Vedders hebben met hun kinderen Robin (19) en Daniek (17) een melkveebedrijf met 85 melkkoeien en 45 stuks jongvee in Haaksbergen (OV). Eddy’s ouders helpen nog volop mee. Jaarlijks wordt krap 9 ton melk afgeleverd aan FrieslandCampina. Het rollend jaargemiddelde ligt op 10.661 kilo melk met 4,27 procent vet en 3,53 procent eiwit.

De familie heeft 51 hectare grond in gebruik, waarvan 10 hectare snijmaïs. Het bedrijf zit met nog een buurman ingeklemd tussen twee natuurgebieden. Mogelijk moeten ze op termijn grond inleveren voor natuur. Het is de vraag of ze dan nog op dit bedrijf verder kunnen.

Omdat het nog jaren kan duren voordat een uitbreiding van het natuurgebied plaatsvindt, blijven ze investeren in het huidige bedrijf. In 2010 werd een nieuwe stal gebouwd tegen de bestaande stal uit 1976. Sindsdien melken ze met twee Lely-melkrobots.

Alle landwerkzaamheden doen de Vedders op de maïsoogst en bemesting na zelf. De hele familie helpt mee. Of ze dit in de toekomst blijven doen, hangt af van de beschikbare arbeid.

Vanwege de beperkte huiskavel (7 hectare), worden de melkkoeien niet geweid. De droge koeien en het jongvee worden wel geweid en daarom komen ze in aanmerking voor de deelweidepremie. Door het afkalfpatroon, waarbij de meeste koeien in de nazomer en herfst kalven, komen de droge koeien bijna allemaal buiten. „Het verschil is dan nog maar 1 cent per kilo melk als we de melkkoeien ook naar buiten doen. Voor de koeien vinden wij het prettig dat ze jaarrond een stabiel en constant rantsoen krijgen.”

Door de fosfaatwetgeving heeft ook Vedders koeien in moeten leveren. „Op de peildatum waren we net niet grondgebonden, nu wel. We hebben wat fosfaatrechten bijgekocht om in ieder geval rond de 85 koeien te kunnen blijven.” Voorlopig willen ze het bij deze omvang laten.

Dit verhaal is het resultaat van een samenwerking tussen Agrio en het Ministerie van LNV en kan eerder zijn gepubliceerd in een of meerdere uitgaven van Agrio. Op het gebruikte beeld rust copyright.