‘Kringloopvisie op zware klei lastig toepasbaar’

De kringloopvisie wordt in het Groningse Oldambt kritisch ontvangen. Op de zware klei is het aanwenden van dierlijke mest in het voorjaar slecht voor de bodemstructuur en het opbrengend vermogen. Remko van Wieringen houdt het daarom nog even bij kunstmest.

Het is 19 september 2018 en Remko van Wieringen uit Finsterwolde laat zijn perceel zien waar hij enkele weken eerder al zijn aardappelruggen freesde voor teeltjaar 2019. Hij wijst op de verschillen in kluitgrootte. De ruggen met grote kluiten liggen op de spuitsporen en de ruggen met kleine kluiten niet. „Deze grond is heel gevoelig voor berijden. Door de droogte dit jaar is dat goed te zien aan die kluiten. De bodem verdicht zich snel en dat zie ik terug tijdens het groeiseizoen en de oogst. Ondanks de droogte deze zomer kon ik mijn pootaardappelen gelukkig zonder kluiten rooien.”

Van Wieringen poot zijn aardappelen al vele jaren in de opgevreesde ruggen van een jaar eerder en ziet in zijn omgeving inmiddels navolging. Dat is tegelijk ook de enige keer in het voorjaar dat hij over zijn perceel rijdt. „Met een afslibbaarheidspercentage van boven de 60 procent betekent dit, dat ik in het voorjaar zo min mogelijk over de percelen rij.” Op zijn pootmachine zitten dan ook extra grote aanaardschijven om de ruggen hoger te krijgen en te voorkomen dat de aardappelen uit de rug groeien. In zijn andere teelten doet hij hetzelfde. Zijn uienperceel voor komend jaar ligt ook al klaar, zodat er in het voorjaar alleen nog maar gezaaid hoeft te worden. Hetzelfde doet hij met zijn percelen voor suikerbieten. Van Wieringen kan de grond zo vroeg klaarleggen, omdat zijn gronden niet slempgevoelig zijn.

Beeld: ©Agrio / Robert Ellenkamp
Van Wieringen bewaart zijn pootgoed in kisten in een tochtschuur op natuurlijke trek

S-klasse pootgoed

Naast een kluitenvrije oogst leverde de omzichtige werkwijze van Van Wieringen een prima kwaliteit en opbrengst op, gelijkwaardig met voorgaande jaren. Hij doet aan eigen stammenopbouw op basis van conventionele stamselectie en teelt S-klasse pootgoed – met een klein deel SE – met de rassen Spunta en Desiree voor HZPC. En dat zonder te beregenen. Oppervlaktewater mag niet. En grondwater is volgens hem te duur en bederft de bodemstructuur. Dankzij de goede capillaire werking van de bodem was het voor de aardappelen ook niet nodig. Hij heeft alleen zijn uien twee keer beregend en met effect. Waar de sproeiers niet wisten te komen, stonden de uien zichtbaar fijner.

Kringloopvisie

Van Wieringen kan niet zo goed uit de voeten met de kringloopvisie vanwege zijn zware bodem. Hij heeft haar persoonlijk aangehoord op een bijeenkomst in Zwolle, waar de minister op uitnodiging van dagblad Trouw werd geïnterviewd. „Het is een subliem idee van Schouten, maar ook kringlooplandbouw kent zijn grenzen. Met kringlooplandbouw ga je bovendien terug in de tijd en toen waren er meer mensen op de wereld die honger leden. Dat vind ik belangrijker dan kringlooplandbouw.”

Van Wieringen verwijst naar een interview met Louise Fresco van Wageningen Universiteit in Elsevier, om zijn mening te onderbouwen. Daarin stelt Fresco dat 100 jaar geleden 60 procent van de wereldbevolking ondervoed was. Nu is dat nog 11 procent. „Toen was alles kringloop. Zelf gebruik ik nauwelijks dierlijke mest. Het zou wel kunnen met minder kunstmest, maar dan lever ik wel in op mijn productie.”

Mestkorrels wel

Wie de visie van de minister volgt, concludeert dat akkerbouwers meer dierlijke mest moeten gaan inzetten. Omdat een groot deel van de melkveehouderij grondgebonden is, zal dat vooral om varkensmest gaan. Maar het gebruik van dierlijke mest op een akkerbouwbedrijf is nogal afhankelijk van de grondsoort. Van Wieringen: „De bewerkbaarheid en het opbrengend vermogen van de grond is op zware grond erg afhankelijk van de zuurgraad. Hoe hoger de pH, hoe beter. Dat bereiken we met kalk. Mest verlaagt juist de pH, omdat het zuur is. Bij vaste mest is de verzuring geringer, maar varkensdrijfmest is juist vloeibaar. Dat merk je als je praktiserend akkerbouwer bent.” Alleen duurt het wel even, voordat je dit constateert. Van Wieringen schat dat het wel 15 tot 20 jaar kan duren, voordat een akkerbouwer merkt dat de bodembewerkbaarheid achteruit gaat als gevolg van de pH-verlaging. Sneller zichtbaar is het aanwenden van drijfmest in het voorjaar. Dat zorgt direct voor verdichting van de bodem, waardoor de gewassen minder goed groeien.

Om als akkerbouwer toch meer dierlijke mest af te kunnen nemen, zal volgens Van Wieringen de varkenssector de mest sterk moeten indrogen en opwaarderen tot het niveau van kunstmest. Dan wil Van Wieringen het ook wel strooien.

Dit verhaal is het resultaat van een samenwerking tussen Agrio en het Ministerie van LNV en kan eerder zijn gepubliceerd in een of meerdere uitgaven van Agrio. Op het gebruikte beeld rust copyright.